De vrouw van schipper Ké

De vrouw van schipper Ké

In Harderwijk daar woonde, de vrouw van schipper Ké

Een ieder die haar beloonde, mocht met haar naar benéé
Een ieder die haar beloonde, mocht met haar naar benéé


Maar eerst werd er gedronken, een borreltje of vier
In zulke grote kruiken, vol brandewijn en bier
In zulke grote kruiken, vol brandewijn en bier


En hadden zij hun dorst gelest, maar hun geld was nog niet op
Dan gingen ze naar beneden al met hun zatte kop
Dan gingen ze naar beneden al met hun zatte kop


Maar beneden aangekomen, wachtte hun een grote pech
Daar werden zij geronseld, al hun centen waren weg
Daar werden zij geronseld, al hun centen waren weg


Zo voer daar menig zeeman, op een zeilschip naar de West
Omdat ze bij de vrouw van Ké hun dorst hadden gelest
Omdat ze bij de vrouw van Ké hun dorst hadden gelest


In Harderwijk daar woonde, de vrouw van schipper Ké
Die haar brood verdiende, aan de mannen van de zee
Die haar brood verdiende, aan de mannen van de zee
Jahhhh, die haar brood verdiende,
aan de mannen van de zee

Create your website for free!